´Als we gewoon zijn, hoeven we niet te zijn zoals anderen willen dat we zijn´.
Met dit motto groeide ik op als middelste in een gezin van acht in Friesland, zonder Fries te zijn. Kwaliteiten als autonomie, authenticiteit en harmonie speelden een grote rol in mijn ontwikkeling, die begon in 1956.
En deze kwaliteiten lopen nog steeds als een rode draad door in mijn werk. Ze bepalen de keuzes die ik maak, de manier waarop ik mijn werk uitvoer en de manier waarop ik mijn medemens benader. Het daaruit voortvloeiend respect leidt tot een basis voor samenwerking. Mooi is om te zien, dat dat wat tot mijn bagage hoort, de herinneringen die ik met me meedraag van belang zijn voor wat ik nu doe. Een goed ingrediënt voor autobiografisch schrijven, zo bleek me later.
Ideeën die bij me opborrelen naar aanleiding van een bepaalde situatie, zet ik graag om in concreet uitvoerbare plannen, processen of producten. Meestal zit daar een aanknopingsdraadje bij voor de ander om ook in beweging te komen. Ik geloof in een onderlinge samenhang van niet alleen de dingen om me heen, maar ook van de processen die zich afspelen op meer dan een vlak.
De combinatie van opleidingen Sociaal Cultureel Werk, Complex Agogische Studies, Antropologie en Supervisie vormen de basis van mijn functioneren als de vier wieken van een molen: Resultaat en Proces, Organisatiebelang en Persoonlijk belang hangen nauw met elkaar samen en zijn afwisselend in mijn blikveld. De windrichting bepaalt de stand van de molen. Bij een draaiende wind verandert de activiteit en mijn werkwijze die daarop is afgesteld. De windkracht bepaalt de snelheid en de kracht waarmee verandering en groei plaats kan vinden. Dit alles samen betekent dat ik anticipeer op nieuwe ontwikkelingen en reflecteer op mijn eigen functioneren binnen het werk. .
Het volgende fragment van een verhaal dat me bijzonder aanspreekt in het kader van het omgaan met en leren van veranderingen wordt verteld door Jens Bjerre als onderzoeksreiziger naar Centraal Australië.
‘Niet goed, meester
De dragers klommen zeer moeizaam langs de berg omhoog. Ik drong er op aan dat ze vlugger zouden lopen. Ik moedigde hen aan zo snel mogelijk te klimmen door hen slechts kleine lasten te laten dragen en een goede betaling in het vooruitzicht te stellen. Maar na een paar dagen toonden ze ‘s morgens geen enkele neiging meer om op te staan en op weg te gaan. Ik riep de aanvoerder van de dragers en vroeg wat er mis was met de ‘boys’.
‘Zijn ze ontevreden over hun lasten of over de betaling?’ vroeg ik. ‘Nee meester’, antwoordde hij, ‘de betaling is voldoende en de lasten zijn niet te zwaar.’
‘Maar wat is er dan aan de hand?’
“Niet goed, meester, zo vlug,’ antwoordde hij. ‘Onze zielen geen tijd ons in te halen. Niet goed, meester.’
Op maatschappelijk gebied houd ik mij bezig met vluchtelingenwerk en ben ik vriend van Yente, een stichting die vrouwelijk ondernemerschap wereldwijd ondersteunt.