Wat je vindt mag je houden

De titel van dit stukje is van Jan van Koert, die zich verknocht heeft aan Geweldloze communicatie van Marshall Rosenberg. Ik gebruik deze titel vaak, als ik in een training met jong volwassenen nadenk over de manier waarop zij zich in het professionele circuit kunnen uiten.

Veelal is men in eerste instantie geneigd de eigen mening naar voren te brengen ervan uitgaand dat de ander die mening als cadeau zal aannemen en ogenblikkelijk zal waarderen als waar. De eigen mening, dat wat men vindt van de zaak, legt men dan vervolgens net zo vlug naast de mening van de ander, zodat er op een gegeven moment een stapel meningen ligt. Dat is letterlijk uit te beelden, door de meningen ook als symbool in het midden te leggen.

De uitdrukking: “Wat je vindt, mag je houden”, zorgt vaak eerst voor een grote dosis hilariteit, tot men ineens de ontdekking doet, dat er niets is gewonnen met een stapel meningen in het midden. Een stapel meningen, die daar maar liggen te versuffen. Met die ontdekking kan je een begin maken met je eigen mening zien als niet meer dan dat. Ben je dan geïnteresseerd in de mening van de ander, dan kun je daar dan ook bewust naar vragen.  Pas als je je eigen mening kan zien als niet meer en niet minder dan dat, kan je een begin maken met het luisteren naar de ander. En pas dan weet je, dat je je mening wel naar voren mag brengen, maar dat daar iets anders bij hoort, namelijk werkelijke interesse in de mening van de ander ook.

Koert, J. van. (2007). Wat je vindt, mag je houden; geweldloos communiceren als weg naar verbinding. Andromeda.


Benoem een aantal momenten waarop je je mening gaf, zonder je te bekommeren om de plaats waar deze meningen terecht kwamen.

Benoem een aantal momenten, waarop je je mening gaf, en waarbij je mening werd gehoord, zoals je die bedoeld had.

Kies vervolgens één van bovenstaande momenten, die je uitschrijft tot een tekst.

het vertrouwen dat ik kreeg

Geboeid door een interview met Yo-Yo Ma die vertelde hoe belangrijk het is geweest voor hem dat de directeur van het concertgebouw indertijd alle vertrouwen in hem had, moest ik denken aan die keer dat mijn oom Jan me de sleutel in de hand gaf van zijn auto, zodat ik naar huis kon rijden. Ik die al tijden niet gereden had, ik weet nog hoe zenuwachtig ik me voelde, bij het panische af.

Een beetje bonkig, dat wel, maar de woorden: “Je hebt toch je rijbewijs? Nou dan… “en toen die dikke grijns van hem….. die zie ik nu nog voor me…

Maar zijn toon, zijn stem én zijn woorden waren niet alleen geruststellend, ze boorden ook een heel klein stukje aan binnen in mezelf dat verstopt was en nu tevoorschijn kwam: zou het niet waar kunnen zijn, dat ik het kan? Hij heeft gelijk, ik heb m’n rijbewijs, al ga ik alleen maar voor hem nu in die auto zitten….

Ik nam de sleutel van hem over en reed, wel voorzichtig en op de rechter rijbaan, naar huis, 78 kilometer verder. Ik moet er nog vaak aan denken als ik nu, wel ook op de linkerrijbaan rijd.


 

Schrijftip naar aanleiding van dit fragment:

Beschrijf een moment waarop je, misschien tegen jezelf in, vertrouwen kreeg in dat wat er te doen stond. Sta eerst even stil bij het moment, zodat je tijdens het schrijven als in een soort flow kunt doorgaan zonder je pen van het papier te halen.

 

 

Het vierde vakje

Op mijn to do list staat als een constante factor het element: doorlezen van de binnengekomen vakbladen. Een uitdaging: wat brengt het deze week,  maar ook verontrustend omdat de stapel niet echt slinkt en soms danig door elkaar is geraakt. Vandaag viel mijn ook op een  artikel van Jouke Post, in het blad ‘loopbaancoaching’ nummer 2 van 2011 met als titel: ‘Vele wegen leiden naar Rome’ . Hij benadert de veelheid aan begeleidingsmethoden met behulp van de vier basismetaforen van Pepper.
De filosoof Pepper deelde de veelheid aan mens en begeleidingsvisies in metaforen in: het formisme, het mechanicisme, het organicisme en het contextualisme. In mijn opleiding tot ZKM-coach was het één van de opdrachten deze metaforen tot concrete voorbeelden uit te werken.  Als een kind probeer ik mezelf altijd meteen in een van de vakjes te plaatsen, dan weet ik tenminste waar ik sta, een soort zoekplaatje voor de jeugd. Voor nu kom ik uit in het vierde vakje, dat van het contextualisme. Dat vind ik niet zo gek, want het past in een tijd, waarin de uitspraak: ’Dat moet je in zijn context zien’ vaak uitgesproken wordt.
Maar zo simpel is het natuurlijk niet. Hermans duidt het in zijn boek als de basis voor het verhaal of het narratief van de mens. Dit verhaal kan alleen maar begrepen worden als het is geplaatst in de context van tijd en ruimte. Míjn verhaal, mijn wordingsgeschiedenis als agoog, coach en begeleider kan alleen maar begrepen worden in de context van de tijd en ruimte waarin ik geleefd heb en nog leef.
Ook de situatie waarin ik een verhaal naar voren breng, of dat nu is als een herinnering aan mezelf, een verhaal aan de keukentafel of een verhaal als inleiding op een training is van groot belang. Je zou kunnen zeggen, de context en de tijd van het vertellen van het verhaal is van invloed en speelt een rol. En ik bespeur bij mezelf dat de keuze voor een bepaald verhaal of verhaalfragment in die situatie, afhangt van de functie die ik dat verhaal geef in mijn ontmoeting met mezelf of met anderen. Er is sprake van een elkaar voortdurend beïnvloedende situatie.  Post noemt het een weefsel van gebeurtenissen die elkaar voortdurend beïnvloeden. In mijn beeld een soort van perpetuum mobile of een contextualisme in het kwadraat. Daar is vast geen vakje voor.

Waar of betekenisvol: wat kan een herinnering zijn?

Pas was ik in de ‘week van de bibliotheek’ bij een lezing van Judith Koelemeijer, over haar laatst gepubliceerde boek. Het was aangekondigd als een autobiografisch werk, een verhaal waarin zij zelf betrokken was. In de lezing vertelde ze dat ze gegrepen was door de vraag of dat wat ze in haar herinnering meedroeg waar was. Het onderzoek naar de waarheid van haar herinnering bracht haar tot het schrijven. Non-fictie literatuur. Een prachtige, inspirerende lezing, zowel wat betreft de inhoud, als ook wat betreft de manier waarop ze ons als publiek wist te boeien.

In dezelfde tijd werkte ik ook met een groep die zich wilde richten op het autobiografisch schrijven. In die cursus vertel ik dat we onze herinneringen serieus kunnen nemen. Misschien niet de herinnering op zich maar de betekenis die we aan die herinnering geven, en die we door middel van het schrijven voor onszelf helder krijgen. Daartoe schrijven cursisten naar aanleiding van een situatie uit hun verleden deze situatie zo nauwkeurig mogelijk op, zoals die in hun herinnering plaatsvond.

Daar zit nu een verschil in benadering. In de cursus gaat het om het achterhalen, of ontdekken van de interpretatie die je aan je herinnering geeft, van de betekenis die de opgedane ervaring je aanreikt. Een herinnering die je niet onderzoekt op waarheid, maar die je onderzoekt op de betekenis die deze heeft voor je. Deze betekenis heeft een sturende kracht op dat wat je op dit moment doet. Deze betekenis heeft beslissende invloed op de keuzes die je op dit moment maakt. Het doet me herinneren aan een project in de begintijd van mijn werk binnen het vormingswerk met jongeren die tijdens hun jeugd, soms net een jaar daarvoor, naar Nederland waren gekomen. In dit project onderzochten ze hun verleden aan de hand van hun ervaringsgeschiedenis, onderzochten ze ook het verleden van hun familie, en de familieverhalen. Met dat onderzoek, aangevuld met een onderzoek naar het heden, konden ze een goede keus maken voor hun toekomst. Autobiografisch schrijven in de kinderschoenen.

 

 

Dat boekje had ik nog in de kast staan

Op een van de vakantiereizen, die we meestal fietsend doorbrengen en waarbij we grote afstanden afleggen, veel zien en soms mensen spreken waren we aan het eind van de middag neergestreken op een klein trekkersveldje in het midden van Duitsland, liggend aan de Limesroute, een route langs de grenzen van het voormalig Romeinse rijk.

Net klaar met de laatste pin in de grond slaand, fietste er een wat ouder lijkende meneer het terrein op. De meeste vakantiefietsers zijn te herkennen aan de ondertussen bijna onverslijtbare Ortlieb-fietstassen, sportieve fietskledij en een op de tocht toegesneden fahrrad. Deze meneer had geen van deze dingen en vroeg daardoor de aandacht. Zijn geklede, donkerblauwe broek had hij tot op kniehoogte opgerold, zijn nette schoenen zagen er duidelijk niet echt op hun gemak uit en achterop zijn vouwfiets zat een niet al te grote tas gebonden.

Nadat hij zijn tentje, zonder voorkant had opgezet en uit een broodblik zijn maal had genuttigd, raakten we in gesprek. Gebruikelijkerwijs wissel je dan reiservaringen uit, goede tips en adviezen en geef je je enthousiasme voor de tocht door aan de ander.

Deze meneer vertelde de volgend ochtend vrolijk dat hij door de gesprekjes de zekerheid had gekregen de tocht tot het eind te zullen kunnen gaan maken. Hij had 20 jaar geleden een boekje gekocht in zijn woonplaats Zürich met daarin een reisbeschrijving naar Wenen.

Hij was nu op de helft, en ook al was de ergonomie van zijn fiets niet geheel optimaal, het gezamenlijk genoten enthousiasme had de doorslag gegeven: dat wat hij zich ooit voorgenomen had, ging hij nu ook gewoon uitvoeren. Een mooi effect van zo’n ogenschijnlijk onnozel gesprekje op een camping.

Vrijdag was een vruchtbare dag

Afgelopen vrijdag was ik met zo ’n vijftig mensen bij elkaar in de ‘creatieve fabriek’  in Hengelo. ’s morgens vroeg op pad, en bij aankomst al onder de indruk van de mooie architectuur van een oud fabriekscomplex. Hergebruik van gebouwen, handen en voeten geven aan duurzaamheid, is een aspect, dat de inhoud van de dag alleen maar heeft onderstreept. Rondom het thema nieuw organiseren, georganiseerd door  Peter Roemaat van Bureau nieuw organiseren, die de dag samen met enthousiaste companen mede vorm gaf, kwam het nieuw organiseren uit de verf: Buiten de kaders denken, niet meegaan met nieuwe ontwikkelingen maar nieuwe ontwikkelingen als het gegeven zien van de huidige tijd, waaraan je je niet (meer) kunt onttrekken. Het mooie van deze dag was dat vorm en inhoud zo mooi pasten en de sprekers de mogelijkheden van het nieuw organiseren, nieuw werken niet ‘vertelden’, maar van uit hun betrekkingen daarmee leefden. en nog, het is een bloeiende en zich als een zwerm(!) uitwaaierende beweging met grillige bewegingen en richtingen. Het leuke vind ik er aan, dat het zoveel doorbreekt, of je wilt of niet, je zult je eraan moeten overgeven, en dat levert veel op: maskers verdwijnen,

Cocreeren, vanuit het boven de tafel gevoerde gesprek naar aanleiding van de verschilllende inbrengen, blijk je net als bij de gestalt, samen tot meer te komen, dan de optelsom van de enkele gedachten.

Dingen gunnen,  luisteren naar de werkvloer

MBO bestuurders willen meer aandacht voor vakmanschap

Wat jammer dat het competentiegericht leren weer de boosdoener is in het gesprek tussen bestuur, student en Beter Onderwijs Nederland vandaag in Trouw. Dat wat er over onderwijs in de krant staat, lijkt mij meestal een verhaal dat is samengesteld in een mengbeker waar mijn moeder vroeger de appelmoes in maakte. Die smaakte trouwens goed, maar voor probleemdiagnose in het MBO lijkt me deze aanpak niet gewenst. In één verhaal wordt de vernieuwing in het onderwijs, de invoering van het competentiegericht leren, de eenzijdige aandacht voor algemene vaardigheden in tegenstelling tot vakmanschap, en de te zelfstandige leerling bij elkaar geveegd, zodat er een bijzonder complex probleem is geconstateerd. Maar er is wel een oplossing voor: de kwalificatiedossiers, waar men minstens 4 experimentele vormen van voorbij heeft zien komen, moeten aangepast en men moet weer terug naar vakmanschap.  Maar: het bedrijfsleven heeft het zo gewild.

Ja, het bedrijfsleven wilde het zelf: zij immers wilde alleen maar beroepsvakken.  Ik heb die kwalificatiedossiers (KD ‘s) aardig op mijn netvlies: natuurlijk zijn er dingen op aan te merken, maar men heeft daar geprobeerd, alle ‘algemene vaardigheden’  op het beroep zelf te betrekken. Wat ik zo jammer vind, is dat het probleem binnen het MBO gereduceerd wordt tot nu een verbetering van de Kwalificatiedossiers: en men ziet de problemen al weer aankomen: dat gaat langs eindeloze vergadersessies en zal dus weer heel lang duren. Alsof daarmee de problematiek binnen het MBO van tafel is.

Mijns inziens, zou men ook eens kunnen kijken naar de andere didactiek en de andere instructie die men binnen het Competentie gericht leren nodig heeft, en waar duizenden docenten zich nu over buigen en zich langzaam in bekwamen. Met deelnemers- leerlingen  samen, geven zij vorm aan hún vakmanschap van docent.

Dat er problemen zijn in het MBO moge duidelijk zijn. Wat ik mis is een grondige analyse vooraf, die aangeeft waar het probleem zich precies bevindt, in al haar consequenties. Nu wordt nog te vaak de onderwijsproblematiek van PO, VO en MBO met elkaar verward en vervolgens uitgewerkt. Volgens mij zou een analyse van wát probleemveroorzakende issues per onderwijssoort zijn zoals bijvoorbeeld de gevolgen van onder andere schaalvergroting, marktwerking, teruglopende leerlingenaantallen, en van daaruit een denken in mogelijke verandermogelijkheden leiden tot een degelijker standpunt.

Ik zie het al gebeuren: scholen werken na een aantal experimentele jaren nu met de ingevoerde KD’s, en kunnen straks weer vanuit een ander stramien gaan werken. Gek vind ik het niet, dat docenten daar niet meer enthousiast van worden.

Positieve ontmoeting

Wat heerlijk!! meemaken dat alle onrust en ongedurigheid met betrekking tot wat me dierbaar is: het onderwijs, geen privé – aangelegenheid is, maar een gedeelde ervaring.

Geen ervaring die zo verstikkend en verlammend kan werken en deuren dicht doet, maar een die ruimte biedt en openingen geeft. Vorige week donderdag hebben meer dan 150 gedreven mensen zich rond onderwijsperikelen geschaard tijdens het 2e Rijnlands Onderwijscongres in Doetinchem, georganiseerd door “De Limes | nieuw Rijnlands organiseren”.

Het positieve? Vanuit een wens constructief te zoeken naar de Rijnlandse school mensen ontmoeten en samen zoeken naar de bouwstenen van de Rijnlandse school. Een school waar het niet om de output gaat, een tot gereduceerde uitkomst van getallen teruggebrachte leeromgeving, de meetbare output, die over de hoofden van betrokkenen wordt uitgemeten, maar waar de aandacht zich richt op het primair proces: de overdracht van kennis en vaardigheden, zo je wilt competenties.

Wat zo sterk is, dat de jammerklachten niet het gesprek beheersten, maar de echte wens tot “hoe moet het dan wel gaan en hoe kan dat dan wel georganiseerd worden”. En nee, de concrete school is nog niet in de steigers, maar wel de bereidheid om te zoeken naar hoe dat dan wél kan.

Geweldig nieuws voor al die betrokken mensen die het onderwijs een warm hart toedragen: het gaat gebeuren.

Start van mijn weblog

Welkom op mijn nieuwe blog!

Vandaag is het zover: klaar of niet ik ga starten met het schrijven van een blog. Iedereen heeft het erover: in positieve zin of in negatieve zin: dat maakt mij eigenlijk niet uit. Ik vind het leuk om een aantal zaken op het digitale papier te zetten. En dat zal dan voornamelijk gaan over dat wat ik allemaal meemaak als Zelfstandig Professional: het helpen van mensen, individueel en in groepen / teams, om vanuit hun betrokkenheid te werken.