De titel van dit stukje is van Jan van Koert, die zich verknocht heeft aan Geweldloze communicatie van Marshall Rosenberg. Ik gebruik deze titel vaak, als ik in een training met jong volwassenen nadenk over de manier waarop zij zich in het professionele circuit kunnen uiten.
Veelal is men in eerste instantie geneigd de eigen mening naar voren te brengen ervan uitgaand dat de ander die mening als cadeau zal aannemen en ogenblikkelijk zal waarderen als waar. De eigen mening, dat wat men vindt van de zaak, legt men dan vervolgens net zo vlug naast de mening van de ander, zodat er op een gegeven moment een stapel meningen ligt. Dat is letterlijk uit te beelden, door de meningen ook als symbool in het midden te leggen.
De uitdrukking: “Wat je vindt, mag je houden”, zorgt vaak eerst voor een grote dosis hilariteit, tot men ineens de ontdekking doet, dat er niets is gewonnen met een stapel meningen in het midden. Een stapel meningen, die daar maar liggen te versuffen. Met die ontdekking kan je een begin maken met je eigen mening zien als niet meer dan dat. Ben je dan geïnteresseerd in de mening van de ander, dan kun je daar dan ook bewust naar vragen. Pas als je je eigen mening kan zien als niet meer en niet minder dan dat, kan je een begin maken met het luisteren naar de ander. En pas dan weet je, dat je je mening wel naar voren mag brengen, maar dat daar iets anders bij hoort, namelijk werkelijke interesse in de mening van de ander ook.
Koert, J. van. (2007). Wat je vindt, mag je houden; geweldloos communiceren als weg naar verbinding. Andromeda.
Benoem een aantal momenten waarop je je mening gaf, zonder je te bekommeren om de plaats waar deze meningen terecht kwamen.
Benoem een aantal momenten, waarop je je mening gaf, en waarbij je mening werd gehoord, zoals je die bedoeld had.
Kies vervolgens één van bovenstaande momenten, die je uitschrijft tot een tekst.